Eindejaarstips
Behandeling nieuw wetsvoorstel duurt lang
In mei van dit jaar wordt het nieuwe box-3 stelsel op basis van werkelijk rendement behandeld in de Tweede Kamer. Aansluitend wordt nog een internetconsultatie aangeboden over het wetsvoorstel. Als daarna nog ongeveer 1,5 jaar nodig is voor het wetgevingstraject, wordt het heel ingewikkeld om invoering per 1 januari 2026 te halen, aldus Van Rij.
In september 2022 werd de invoering van het nieuwe box 3-stelsel al uitgesteld van 2025 naar 2026. Ook de in februari 2023 nog bekendgemaakte planning met daarin een gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2026 wordt nu dus niet gehaald.
Modernisering ict en draagvlak
Het uitstel naar 1 januari 2027 wordt ook veroorzaakt door noodzakelijke modernisering van de nodige ict-systemen van de Belastingdienst. Daarnaast is voor het nieuwe box 3-stelsel een breed draagvlak nodig, en dat kost tijd.
Werkelijk rendement
Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer. Tijdens de formatie van het kabinet-Rutte is wel afgesproken om een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2025 in te voeren, maar is niet gesproken over wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan, aldus van Rij. Vorig jaar presenteerde het kabinet wel al de contouren voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, later dat jaar aangevuld met een schets van twee mogelijke stelsels: vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie van deze twee stelsels lijkt nog mogelijk.
Box 3-stelsel 2023-2026
In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Waarschijnlijk blijft de Overbruggingswet box 3 nu dus ook in 2026 van kracht.
Dit betekent dat in de jaren 2023 tot en met 2025 (en waarschijnlijk ook 2026) de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement.
Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet al meerdere malen hiertoe opgeroepen, bijvoorbeeld om de onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).